Tech- en chipbedrijven stonden donderdag in de belangstelling op Wall Street. Onder meer financiële aandelen zakten, net als biotechbedrijf Moderna. De beurshandel stond verder wederom in het teken van de aankondiging van de Federal Reserve dat de koepel van centrale banken begint met het afbouwen van de coronasteun.
Moderna, de maker van coronavaccins, verlaagde de verwachtingen over opbrengsten uit de verkoop van zijn coronavaccin. Dat is momenteel het enige product dat omzet levert voor de Amerikaanse biotechnoloog. Het bedrijf heeft moeite om de productie op te voeren en ondervindt problemen bij de levering van de vaccins. Ook de goedkeuring van een medicijn van Merck om de gevolgen van corona te bestrijden droegen bij aan de neergang. Daardoor daalt mogelijk de noodzaak en bereidheid om te vaccineren. Moderna leverde 18,5 procent in.
Ook andere vaccinproducenten daalden. Pfizer, BioNTech en Novavax werden tot 8 procent lager gezet. Farmaceut Johnson & Johnson, die voor zijn omzet maar beperkt afhankelijk is van het Janssen-vaccin, zakte slechts 0,3 procent.
Chipbedrijf Qualcomm kwam met goede cijfers door de sterke vraag naar halfgeleiders. 's Werelds grootste producent van chips voor smartphones kwam ook met beter dan verwachte prognoses voor het lopende kwartaal en maakte een koerssprong van 12,5 procent.
Ook andere chipbedrijven en techconcerns als Google-moeder Alphabet, Facebook-moeder Meta en Amazon stegen tot 3 procent. Dat zorgde voor nieuwe records op de breed samengestelde S&P 500, die 0,3 procent steeg tot 4675,60 punten, en techbeurs Nasdaq. Die laatste ging 0,8 procent omhoog tot 15.940,31 punten.
De Dow-Jonesindex leed onder meer onder het feit dat banken en andere financiële fondsen onderuit gingen. Zo leverde Goldman Sachs 2,4 procent in en verloor JPMorgan Chase 1,3 procent. De Dow sloot uiteindelijk 0,1 procent lager op 36.124,23 punten.
Voedingsmiddelenproducent Kellogg, onder meer bekend van cornflakes en Pringles-chips, opende de boeken en verloor 0,7 procent. Het bedrijf heeft in de Verenigde Staten te maken met stakingen, waardoor het bijvoorbeeld cornflakes moet importeren om aan de Amerikaanse vraag te kunnen voldoen.
De euro was 1,1556 dollar waard, tegen 1,1542 dollar bij de slotbel in Europa. Een vat Amerikaanse olie kostte 2 procent minder op 79,22 dollar. Brentolie werd 1,5 procent goedkoper op 80,77 dollar per vat.