Hoewel de Nederlandse maakindustrie een sterke positie heeft in de wereldeconomie, loopt ons land het risico terrein te verliezen door stevige internationale concurrentie. Om concurrerend te blijven zal er meer geïnvesteerd moeten worden in onderzoek en ontwikkeling, staat in een rapport van TNO.
Nederland investeert in totaal maar 2,3 procent van het bruto binnenlands product (bbp) in onderzoek en ontwikkeling. Ter vergelijking: in Duitsland ligt dit percentage op 3,1 procent en in België op 3,5 procent.
Volgens de onderzoeksinstelling zou Nederland de investeringen moeten verhogen tot minstens 3 procent van het bbp. "Dit leidt niet tot een voorsprong op de ons omringende economieën, maar vermindert een achterstand", stelt TNO.
Volgens de onderzoekers moet er in ons land een "innovatief klimaat" gecreëerd worden, zodat het aantrekkelijker wordt om te investeren in Research en development (R&D). Op dit vlak wordt het meest gedaan in de groeiende elektrotechnische, machinebouw en farmaceutische industrie. "Al blijven de sectoren achter op het Europees gemiddelde." De aardolie- en chemische industrie doen het minder goed op het gebied van onderzoek en ontwikkeling. "Deze sectoren zijn van belang voor de Nederlandse economie, maar staan tegelijkertijd onder druk vanwege de energietransitie", aldus TNO.
Uit het onderzoek komt ook naar voren dat de arbeidsmarktkrapte van de Nederlandse maakindustrie relatief hoog is en sterker toeneemt dan in omringende landen. Het aantal vacatures voor technische beroepen bedraagt momenteel meer dan 80.000. "Waarbij het aantal studenten in technische richtingen afneemt, terwijl het elders in de wereld sterk groeit. Dit vormt een mogelijke rem op noodzakelijke economische groei", concludeert TNO.