De Turkse inflatie is afgelopen maand voor de vierde achtereenvolgende maand afgekoeld. De kosten van het levensonderhoud in Turkije liggen desondanks nog altijd ruim de helft hoger dan een jaar geleden. De aanhoudende afkoeling van de prijsstijgingen vormt mogelijk wel een opsteker voor de Turkse president Recep Tayyip Erdogan richting de presidents- en parlementsverkiezingen, die op 14 mei worden gehouden. Veel economen beweren echter dat de echte inflatie veel hoger ligt en het officiële cijfer onder druk van Erdogan bewust lager wordt voorgeschoteld om het als verkiezingsinstrument te gebruiken.
Volgens het Turkse statistiekbureau stegen de consumentenprijzen in februari met 55,2 procent op jaarbasis, tegen 57,7 procent in januari en 64,3 procent in december. In november was al een einde gekomen aan de sterke toenames van de inflatie in Turkije. Die piekte in oktober op 85,5 procent ten opzichte van een jaar eerder. Onafhankelijke economen van onderzoeksgroep Enag denken echter dat de consumentenprijzen in februari in zijn gestegen met maar liefst 126,9 procent, tegen 121,6 procent in januari.
Het inflatierapport komt op het moment dat de regering zich voorbereidt om miljarden dollars te steken in de wederopbouw van grote delen van Turkije, na de zware aardbeving die op 6 februari toesloeg. De uitgaven voor het herstel zouden de consumentenuitgaven en de productie, twee belangrijke pijlers van economische groei, een boost kunnen geven maar zouden ook kunnen leiden tot een opleving van de inflatie.
Erdogan zal de afkoelende inflatie ook gebruiken als bewijs dat zijn onorthodoxe economisch beleid werkt. De president houdt namelijk vast aan zijn omstreden beleid om de hoge inflatie te bestrijden door de rentetarieven te verlagen. Dat beleid heeft veel buitenlandse investeerders afgeschrikt. In andere landen worden de rentes juist verhoogd om de prijsstijgingen tegen te gaan.
Vorige week verlaagde de Turkse centrale bank nog de rente met een half procentpunt tot 8,5 procent. De centrale bankiers gaven daarbij aan dat de goedkopere leenkosten de inspanningen voor de wederopbouw na de aardbevingen zouden ondersteunen.