Nederland, Frankrijk, Duitsland, Spanje en Italië blijven vasthouden aan de invoering van een wereldwijd minimumtarief voor winstbelasting van 15 procent voor grote bedrijven. In een gezamenlijke verklaring van de vijf eurolanden zeggen minister Sigrid Kaag en haar collega's dat "bedrijven, nu de inflatie de koopkracht van onze burgers zwaar treft, een eerlijk deel van de lasten moeten dragen om de impact van de wereldwijde energiecrisis te verlichten". Ze willen dat de winsttaks in 2023 uiterlijk wordt ingevoerd.
De verklaring is afgegeven in Praag, waar de 27 EU-ministers van Financiën bijeen zijn. Eerder vrijdag zei Kaag al dat de EU-landen zo nodig zonder Hongarije een minimumtarief voor winstbelasting van 15 procent moeten invoeren. Dat land blokkeert een richtlijn over een Europees minimumtarief voor grote multinationals, ondanks een akkoord in internationaal verband dat Hongarije wel heeft onderschreven.
In de verklaring zeggen de vijf eerst nog enkele weken te wachten of er unanimiteit kan worden bereikt over de belastingrichtlijn, zonder Hongarije te noemen. Als dat niet lukt zoeken ze een andere weg om te zorgen dat multinationals met een jaaromzet van 750 miljoen euro of meer nergens ter wereld minder dan 15 procent belasting mogen betalen. Het doel is belastingontwijking en -ontduiking tegen te gaan.
Volgens Kaag geven de vijf met hun verklaring "een belangrijk signaal" dat ze ook zonder die ene dwarsligger verder kunnen. "Het is tijd om te handelen", zei ze bij een mondelinge toelichting door alle vijf ondertekenaars. "En ik ben blij dat Nederland mee kan doen."
Ook willen de vijf uiterlijk half 2023 een verdrag sluiten over de verdeling van de winsten over de landen waar een multinational actief is.
De verklaring is ook ondertekend door de Duitse minister Christian Lindner, de Franse minister Bruno Le Maire, de Spaanse Nadia Calviño en de Italiaan Daniele Franco.