De aandelenbeurzen in New York zijn maandag met kleine koersuitslagen aan de nieuwe handelsweek begonnen. De recessieangst blijft voor voorzichtigheid zorgen bij beleggers op Wall Street. Dit kwam onder andere door de stijgende rente en de onrust op de valutamarkt. Vorige week waren daardoor flinke dalingen te zien op de beurzen.
De leidende Dow-Jonesindex stond kort na de openingsbel 0,2 procent lager op 29.533 punten. De breed samengestelde S&P 500 was vrijwel onveranderd op 3692 punten. De technologiegraadmeter Nasdaq noteerde 0,5 procent hoger op 10.924 punten.
De waarde van het Britse pond daalde eerder op maandag tot een recordlaagte ten opzichte van de Amerikaanse dollar. De reden is de angst voor een diepe recessie in het Verenigd Koninkrijk, nadat de nieuwe Britse minister van Financiën Kwasi Kwarteng vrijdag een controversieel pakket met belastingverlagingen presenteerde. De euro was kort na de openingsbel 0,9667 dollar waard, tegen 0,9722 dollar op vrijdag.
Bij de bedrijven ging de aandacht onder andere uit naar casinobedrijf Las Vegas Sands dat bijna 10 procent won. De casino-exploitant profiteerde van het bericht over de plannen van de Chinese regering om geleidelijk aan groepen toeristen uit China weer toe te laten in Macau, waar nu nog strenge coronamaatregelen gelden. Eerder op de dag won het in Hongkong genoteerde Sands China al bijna 16 procent. Las Vegas Sands houdt ruim twee derde van de aandelen Sands China.
Nutsbedrijf PG&E steeg 4,7 procent. Het bedrijf krijgt vanaf begin oktober een plek in de S&P 500. PG&E krijgt de plek van Citrix Systems dat wordt overgenomen door Vista Equity Partners. Taxi- en mobiliteitsdienst Lyft verloor kort na de openingsbel 2 procent na een adviesverlaging door de Zwitserse bank UBS. De kenners haalden een chauffeursonderzoek aan waaruit naar voren kwam dat chauffeurs de voorkeur geven aan Uber in plaats van Lyft.
Een vat Amerikaanse olie werd 1,1 procent duurder op 79,55 dollar. Brentolie steeg 0,8 procent en kostte 86,35 dollar per vat.