De aandelenbeurzen in New York zijn woensdag met winst gesloten. De handel op Wall Street kreeg steun van de positieve testresultaten met een experimenteel coronavaccin van de Amerikaanse biotechnoloog Moderna. Daarnaast ging de aandacht uit naar de kwartaalcijfers van Goldman Sachs en de overwinning van Apple in een grote Europese belastingzaak.
De Dow-Jonesindex eindigde 0,9 procent hoger op 26.870,10 punten. De brede S&P 500 steeg 0,9 procent tot 3226,56 punten en technologiegraadmeter Nasdaq klom 0,6 procent tot 10.550,49 punten.
Het experimentele vaccin van Moderna sloeg goed aan bij de 45 proefpersonen en heeft bij allen voor antistoffen gezorgd. Daarnaast hebben de proefpersonen geen last gehad van noemenswaardige neveneffecten. Dat stellen Amerikaanse wetenschappers. Op 27 juli wil Moderna een vervolgonderzoek starten, waarbij het vaccin getest wordt op 30.000 mensen om te zien welke neveneffecten er optreden. Moderna won bijna 7 procent.
Apple liet een plus van 0,7 procent zien. Volgens het Gerecht van de Europese Unie heeft de Europese Commissie in 2016 ten onrechte de Ierse regering gelast 13 miljard euro 'achterstallige' belasting van Apple te innen, plus rente. Daarom wordt het commissiebesluit geannuleerd. De commissie kan nog tegen de uitspraak in beroep gaan.
Goldman Sachs heeft de inkomsten in het tweede kwartaal flink zien toenemen, waarbij de zakenbank profiteerde van de toegenomen handelsactiviteit op de financiële markten. Goldman Sachs klom 1,4 procent.
Warenhuisketen J.C. Penney schrapt in een aangekondigde reorganisatie zo'n duizend kantoorbanen en sluit 152 winkels. De 118 jaar oude winkelketen vroeg in mei uitstel van betaling aan en is nu bezig met een reddingsplan. Het aandeel ging 3 procent omhoog.
Daarnaast werd bekend dat de industriële productie in de Verenigde Staten in juni met 5,4 procent is gestegen vergeleken met mei. Het gaat om de sterkste maandelijkse productiestijging sinds 1959. De Amerikaanse industrie profiteerde van de versoepeling van de lockdownmaatregelen, waardoor fabrieken weer de deuren openden.
De euro noteerde 1,1400 dollar, tegen 1,1418 dollar bij het slot in Europa. Een vat Amerikaanse olie werd 1,8 procent duurder op 40,99 dollar. Brentolie kostte ook 1,8 procent meer, op 43,66 dollar per vat.