De koersenborden op de aandelenbeurzen in New York waren vrijdag aan het slot van de handelsdag dieprood gekleurd. Beleggers op Wall Street reageerden zeer negatief op het belangrijke banenrapport van de Amerikaanse overheid dat beter uitviel dan verwacht. Daardoor zou de Amerikaanse centrale bank, de Federal Reserve, door kunnen gaan met het stevig verhogen van de rente om zo de hoge inflatie te beteugelen. Er is vrees dat die renteverhogingen een economische recessie zullen veroorzaken.
De Dow-Jonesindex eindigde met een verlies van 2,1 procent op 29.296,79 punten en de brede S&P 500 ging 2,8 procent onderuit tot 3639,66 punten. De technologiegraadmeter Nasdaq dook 3,8 procent omlaag tot 10.652,41 punten onder druk van stevige koersdalingen voor grote techbedrijven. Zo werden Apple, Amazon, Facebook-moeder, Microsoft en Google-moederconcern Alphabet tot 5 procent lager gezet.
De overheid maakte bekend dat er in september 263.000 banen bij kwamen in de Verenigde Staten. Dat is een sterkere toename dan verwacht. De werkloosheid in 's werelds grootste economie zakte naar 3,5 procent. Begin deze week was er nog een sterke rally op Wall Street door speculatie dat de Fed minder agressief zou kunnen worden met het verhogen van de rente, maar die hoop lijkt nu voorlopig hard de kop ingedrukt te zijn.
In de chipsector ging de aandacht uit naar Advanced Micro Devices (AMD). De producent van chips kwam met tegenvallende kwartaalcijfers en zwakke vooruitzichten. Dat werd afgestraft met een verlies van 14 procent voor AMD. Branchegenoten als Intel, Texas Instruments en Nvidia werden meegetrokken met minnen tot 8 procent.
Tesla gaf 6,3 procent prijs. De maker van elektrische auto's maakte bekend met de productie van zijn elektrische vrachtwagen te beginnen. De eerste vrachtwagens moeten in december aan klanten geleverd worden. Jeansmerk Levi Strauss kelderde bijna 12 procent na een tegenvallend kwartaalbericht.
De olieprijzen gingen juist fors omhoog in de nasleep van het besluit van oliealliantie OPEC+ om de productie sterk te verlagen om zo de prijzen te stutten. Een vat Amerikaanse olie werd 4,6 procent duurder op 92,52 dollar en Brentolie steeg 3,6 procent tot 97,80 dollar per vat. De olieprijzen hebben deze week de sterkste wekelijkse prijsstijging sinds begin maart in de boeken gezet.
De euro was 0,9738 dollar waard, tegen 0,9782 dollar bij het slot van de beurshandel in Europa.