Alle oppositieleden hebben tegen het bestuursakkoord van BoerBurgerBeweging (BBB), CDA, Fryske Nasjonale Partij (FNP) en ChristenUnie (CU) gestemd. Daarmee is het akkoord met een kleine meerderheid van 24 stemmen aangenomen, alle leden van de coalitiepartijen stemden voor. In de Friese Provinciale Staten zitten 43 Statenleden, maar er waren er 42 aanwezig.
Twee moties die JA21 namens alle oppositiepartijen indiende over de rol van Provinciale Staten werden uiteindelijk niet aangenomen. In de eerste motie staat dat er zogenoemde prestatie-indicatoren moeten komen, omdat er volgens de oppositie zo weinig concrete punten in het akkoord staan. De tweede motie van Maarten Goudzwaard van JA21 ging over "strooigeld" van 1 miljoen dat alle gedeputeerden krijgen voor investeringen in de hun toegewezen regio. Daar zou volgens de oppositie te weinig controle op zijn vanuit de Provinciale Staten.
De oppositiepartijen waren tijdens het debat niet te spreken over het gebrek aan concrete plannen, maar ze vonden ook dat er te weinig over de leefbaarheid in steden werd gesproken, het ging vooral over het platteland in de provincie. Ook de plannen voor windenergie kregen veel kritiek. De coalitie wil geen nieuwe windmolens op boerenland en de molens die nog mogen worden neergezet zijn dusdanig klein dat die niet meer worden gebouwd. Volgens de oppositiepartijen wordt er niet genoeg geïnvesteerd in duurzame energie.
De Statenleden die namens de coalitiepartijen hun mening gaven over het coalitieakkoord, werden veel geïnterrumpeerd door oppositieleden. Door een tijdgebrek konden veel Statenleden hierdoor hun toespraak niet afmaken. De FNP werd vooral aangepakt op het feit dat het voortzetten van de Lelylijn in het akkoord staat, terwijl het in de verkiezingscampagne een breekpunt was voor de partij. Het debat liep uiteindelijk bijna een uur uit.