Column voetbalvader Marc Oosterhout: Tegen de jongens

Marc Oosterhout
Marc Oosterhout
Foto: Duco de Vries

‘Ik kreeg weer geen een bal.’ ‘Nou dat viel toch wel mee? Je hebt zelfs gescoord.’ ‘Ja, toen had ik de bal zelf veroverd. Maar Sjors en Thijs spelen de bal gewoon niet naar mij. Echt.’ Ik wist dat mijn dochter gelijk had. Ik had het ook gezien. Had me er ook boos over gemaakt.

Waarom spelen ze haar de bal nou niet toe, mompelde ik in mezelf. Vanbinnen kookte ik dan. Een enkele keer kon ik me niet beheersen. Voetbal maakt heel wat los bij vaders. ‘Rosa staat vrij’, schalde het dan onbedoeld over het veld. Ik schaamde me meteen. Ik hield niet van die ouders die hun kinderen iets te fanatiek aanmoedigen. En al helemaal niet van ouders die vanaf de zijlijn alles beter weten. En nu deed ik het zelf.

Zoals een goede vader betaamt, wilde ik na de wedstrijd niet meegaan in de emotie van mijn dochter. Ik wilde de rust bewaren. ‘Ik denk dat ze nog een beetje aan je moeten wennen.’ ‘Hoezo?’ ‘Je zit er pas net bij.’ Ze wist natuurlijk donders goed waarom ze geen bal kreeg. Ze was een meisje. En bovendien het enige meisje in het team. Lastig, vonden de jongens dat. Een meisje aanspelen… dat doe je niet. Jongens voetballen nu eenmaal met jongens. Het leek er soms op dat ze nog liever de bal verspeelden aan de tegenstander dan dat ze de bal naar mijn dochter speelden. ‘Ik vond dat je nog best vaak de bal had’, loog ik voor haar eigen bestwil. En die van mij. Rosa zei niets. Ze dacht er het hare van. Het werd stil in de auto.

De dochter van Marc, Rosa, in 2009 tussen de jongens

Als je als meisje een beetje kunt voetballen, dan is het de gewoonte dat je met jongens speelt. Althans op het platteland is dat zo. Maar ik heb van de KNVB, onze nationale voetbalbond, begrepen dat het officieel beleid is. Spelen met de jongens is de beste leerschool om een goede voetballer te worden, is de opvatting. Het spel van de jongens is vaak technischer en sneller en zo leren die meiden dat ook, vindt de KNVB. In theorie kan ik dat volgen. Maar wat de KNVB vergeet is dat de jongens helemaal niet met meisjes willen voetballen.
Sterker nog, jongens en mannen kijken neer op meidenvoetbal. We beleven het iedere dag op tv, nu rond het EK voor vrouwen. Vrouwenvoetbal mag dan hot zijn – het is de snelst groeiende sport – de meeste mannen hebben er geen goed woord voor over. Een wedstrijd in de vierde klas amateurs heeft meer kwaliteit, dan een wedstrijd van het Nederlands Vrouwenelftal, las ik laatst in de Volkskrant.

Een enkele keer sprak ik de trainer aan over de rol van mijn dochter in het team. ‘Mijn dochter zou best wat vaker de bal willen krijgen.’ ‘Snap ik’, lachte de trainer. ‘Dat willen ze allemaal.’ ‘Nou, volgens mij vinden de jongens het best moeilijk om Rosa aan te spelen.’ ‘Nee hoor, volgens mij gaat het heel goed met Rosa.’ Natuurlijk, dat vond ik ook, maar het ging vooral goed met Rosa omdat mijn dochter zich niet liet kennen. En over tomeloze ambitie beschikt. Het kwam niet door het fantastische samenspel met de jongens. Zeker niet. Maar mijn kritiek was aan dovemansoren gericht.

’Ze zou wat brutaler en fysieker moeten voetballen’, zei hij. ‘Brutaler? Fysieker? Wat bedoel je daarmee?’, zei ik. ‘Ze moet haar lichaam meer gebruiken om zo de bal te veroveren.’ ‘Meer duwen, bedoel je. Maar ze wil voetballen, niet rugbyen’, zei ik onhandig. U voelt het al, er veranderde helemaal niets in het spel van de jongens. Ze moest het zelf doen. Ze was nu eenmaal een meisje.

Een tijdje later maakte Rosa de overstap naar een heuse voetbalacademie. Ze speelde voortaan in een meidenteam. Niet met jongens, maar tegen de jongens. Het voetbal van de jongens is technischer en sneller. Daar leren ze veel van, was de opvatting van de academie. Dat had ik al eens vaker gehoord.

En sneller, dat waren de jongens zeker. Al was het maar omdat de jongens vaak twee koppen groter waren dan mijn dochter. Rosa is meer het type Wesley Sneijder of Lionel Messi om in voetbaltermen te blijven. Klein maar fijn. Het wedstrijdbeeld tegen de jongens was steevast hetzelfde. De jongens aasden op de zogenaamde lange bal. Voor de niet voetbalkenners zoals ik, daar bedoelen ze in het voetbal mee: een trap tegen de bal over het hele veld. Helemaal van achter naar voren. De jongens gingen er van uit dat er wel een van hen voorin stond om de bal op te vangen en hard te lopen. Heel hard te lopen. En dat lukte vaak heel aardig. Menigmaal werd de eindstand 8-0, 10-0, 12-0. Leerzaam inderdaad. Heel leerzaam.

Een foto van Rosa die in 2012 speelde tegen jongens die twee koppen groter waren dan zij

Nee, sneller, dat waren de jongens zeker. Maar of de overwinning nu te danken was aan het technisch vaardiger voetbal van de jongens, waag ik te betwijfelen. Zijzelf vonden overigens van wel. De eindstand was voor hen niet meer dan een bevestiging dat meiden niet kunnen voetballen. Samen spelen met de meiden, zelfs als tegenstander, is voor jongens vrijwel onmogelijk. Jongens voetballen nu eenmaal met jongens. Voor de meiden is er geen bal aan tegen de jongens. Meestal dan.

‘Mooie actie, dat doelpunt.’ ‘Ja, ik passeerde wel twee of drie jongens’, glunderde mijn dochter. ‘Dat vonden ze niet leuk. En hun trainer al helemaal niet.’ Ze staarde naar buiten. ‘Best leuk om tegen de jongens te spelen.’ ‘Best leuk inderdaad.’ ‘Best leuk inderdaad, tegen de jongens.’

Lees ook: