Verbij is de twijfel nog niet voorbij

Foto: ANP

Hoe het met hem gaat? ,,Hmm, wel oké, ik denk wel dat het goed gaat, maar eerst zien”, zegt schaatser Kai Verbij in de aanloop naar de WK sprint, die zaterdagmiddag in Heerenveen van start gaan.

,,Ik weet het gewoon niet. Ik kan de wereldtitel winnen, dat weet ik zeker, maar ik kan hem ook niet winnen. Twee weken geleden was nog de WK afstanden in Inzell. Daar leef je echt naar toe. Dat is een piekmoment. Daarna volgt de ontlading en zakt de spanning weg. Die zijn we nu weer aan het opbouwen.”

Verbij pakte in Zuid-Duitsland zijn eerste wereldtitel bij de WK afstanden. Op de 1000 meter was hij iedereen te snel af, vooral dankzij een imposante slotronde. ,,Een heel bijzonder moment. Het gevoel dat ik toen had als schaatser, was uniek. Daardoor ben ik mentaal nu ook wel iets relaxter. Ik voel wat minder angst en stress, maar of dat goed uitpakt bij de WK sprint, is nog maar de vraag.”

In januari prolongeerde de 24-jarige kopman van Team Reggeborgh in Collalbo ook al zijn Europese titel op de sprintvierkamp. In 2017 veroverde hij met de wereldtitel sprint zijn eerste grote hoofdprijs. Inclusief de wereldbekerwinst begin deze maand in Hamar op de 1000 meter begint zijn erelijst al aardig vorm te krijgen. Toch is Verbij de twijfel over zichzelf nog niet voorbij.

,,Ik benader een vierkamp nooit als vierkamp. Ik bekijk het per afstand. Dat houdt me scherp. Je kunt gewoon geen foutje maken, anders lig je meteen uit de titelrace. Daar houd je altijd rekening mee. Het is sowieso moeilijk om op beide afstanden de beste te zijn. Als je heel erg op de 500 meter gefocust bent, lever je wat in op de 1000 meter, maar andersom ook. Ik probeer sowieso niet al te veel bezig te zijn met het klassement.”

Verbij moet twee uitstekende races op de 500 meter rijden om zijn specifieke kwaliteiten op de 1000 meter te kunnen verzilveren. ,,Die 500 meter is voor mij het minst leuke van zo’n toernooi, maar op die afstand kun je wel het meeste verschil maken. Ik verlies echter nog te veel op de opening. Je ziet vaak gasten op 9,4 seconden openen en dat heb ik nog nooit gedaan. Met 9,6 zou ik al tevreden mogen zijn. Maar dan moet wel alles kloppen. Als dat niet zo is, ben je gelijk de pineut. Dat maakt sprinten ook zo lastig. Het zorgt bij mij voor een onzekerheid die ik altijd wel met mij meedraag.”