Oud-schaatser Groeneveld blijft de laatste kampioen op natuurijs

Foto: ANP

Oud-schaatser Christijn Groeneveld weet dat hij nog zeker een jaar langer als laatste winnaar van een NK op natuurijs in de boeken blijft staan. “Ik begon ook net te wennen aan die status”, zegt Groeneveld lachend. Hij hoorde donderdag dat de overheid vanwege de coronaperikelen geen toestemming geeft voor een NK. “Voor mij is het leuk dat ik het voorlopig ook blijf. Hoe langer je die titel draagt, hoe bijzonderder het wordt.”

De nu 36-jarige Groeneveld veroverde begin 2013 de Nederlandse marathontitel op het Veluwemeer. “Ik herinner me iedere meter van die wedstrijd nog. Na de winst van het NK besefte ik nog niet zo goed wat het betekende. De dag erna stond ik weer om 10 uur op het ijs voor een klassieker. Pas later kwam het besef.”

Voor de schaatsers van de lange adem is het NK na de Elfstedentocht de belangrijkste wedstrijd. “Toen ik nog schaatste, hoopte ik ieder jaar op zo’n kampioenschap. Ik ben ook heel erg verwend geweest met vijf NK’s achter elkaar. De laatste won ik. Toen had ik natuurlijk niet verwacht dat ik als laatste winnaar zo lang stand zou houden. Ik ben deze week heel vaak gebeld toen sprake was van de mogelijke komst van een nieuw NK. Dat geeft wel aan hoe bijzonder het is. Dit is de allergaafste wedstrijd om te rijden. Ik voelde zelf ook weer een beetje de kriebels door het natuurijs, hoewel het voor mij nu niet mogelijk is”, aldus Groeneveld, die in 2014 bij een trainingsongeluk een ruggenwervel brak en een tijdje zijn benen niet meer kon bewegen. Hij moest opnieuw leren lopen. “Mijn hele leven is veranderd na die wedstrijd. Des te meer koester ik zulke successen.”

De oud-schaatser voelt wel mee met de marathonschaatsers van nu, die zich zo hadden verheugd op natuurijswedstrijden na een weggegooid seizoen. “Ik weet hoe het voelt. In 2012 hadden we bijna een Elfstedentocht gehad, ik zat met de ploeg toen al klaar in een hotel. De teleurstelling dat het niet doorging, was toen helemaal groot. Voor de jongens van nu had zo’n NK alles goed kunnen maken. Hier hadden zoveel mensen naar gekeken, de publiciteit was zó groot geweest. En dat na een jaar waarin ze toch al geen marathons konden rijden.”