Jeffrey Hoogland moest graven in zijn geheugen naar de laatste keer dat hij op een WK baanwielrennen zo vroeg uit het sprinttoernooi werd gestoten. "Voor het laatst in 2018", verzuchtte hij na zijn nederlaag in de achtste finales tegen Nicholas Paul, de sprinter uit Trinidad en Tobago.
Vrijdagavond werd hij in Glasgow samen met Harrie Lavreysen en Roy van den Berg nog wereldkampioen op de teamsprint. Hoogland legde zoals gebruikelijk het laatste rondje alleen af. "Het was een kuttijd", vond hij ook de volgende dag nog, in de emotie ook van de vroege uitschakeling op de sprint.
Onverwacht kwam het niet. "Qua taperen en training ging alles best goed in de voorbereiding, maar er miste wel wat. Dat was vandaag wel zichtbaar."
Hoogland vertelde dat er "heel veel" niet naar wens was verlopen de weken voor de WK. "Op meerdere vlakken. Om het bij het fietsen te houden: ik zag dat ik die jongens heel goed bijhield. Ik had wel het vertrouwen dat ik hard kon fietsen. Maar zo gauw ik zelf 'power' moest leveren, hen niet meer voor me had als schild, merkte ik dat ik tekort kwam. Het is iets wat ik totaal niet kende."
Hoogland zocht naar een verklaring. Na de Spelen van Tokio (2021) stond de sport een tijdlang niet op de eerste plaats. Op de WK van vorig jaar bleek de vorm nog redelijk met goud op de kilometer tijdrit en zilver op de keirin waar hij na de finish ten val kwam. Mede ook door buikgriep meldde hij zich af voor de sprint. "Maar hier zie je nu toch het resultaat van bijna anderhalf jaar afstand nemen."
"Eigenlijk weet ik niet wat ik ervan moet denken", vervolgde Hoogland. "Ik moet richting de Spelen van Parijs een jaartje vol aan de bak. Dat is wel duidelijk."