Wielrenners kunnen het beste net achter de voorkant van het peloton zitten, op rij zes, zeven of acht van de groep. Daar hebben ze weinig luchtweerstand, maar kunnen ze ook reageren op aanvallen. Helemaal achterin hebben ze nog minder weerstand, maar daar gebeuren veel valpartijen en zijn ze te ver weg om te reageren op anderen.
De TU Eindhoven heeft in een windtunnel onderzocht hoe groot de luchtweerstand in een peloton is. Daarvoor zijn 121 poppen op een fiets gezet. In het midden van het peloton en helemaal achteraan is de luchtweerstand maar 5 tot 10 procent van de weerstand die een individuele renner voelt.
De wielrenner hoeft dus veel minder hard te trappen om dezelfde snelheid te halen. ,,Het is alsof een renner 12 tot 15 kilometer per uur rijdt in een peloton dat een snelheid heeft van 54 kilometer per uur'', aldus hoogleraar aan de TU Bert Blocken.