Tom Dumoulin ging er al vaak skiën, op de pistes bij Méribel. Woensdag is de Col de la Loze, een van de bergen rond het skioord, de hoogste finishlocatie in deze Tour de France met de streep op 2304 meter. "Ik kijk ernaar uit. Het is eigenlijk een skipiste waarop nu een soort geitenpad is gelegd omhoog", vertelde de Limburger van Jumbo-Visma dinsdag bij de NOS na de door de Duitser Lennard Kämna gewonnen zestiende etappe. De gele trui van zijn Sloveense ploeggenoot Primoz Roglic was niet in gevaar geweest.
Dat kan woensdag anders zijn in misschien wel de lastigste rit uit deze ronde. "Ik denk dat het de dag erna misschien nog zwaarder is, maar de aankomst in Méribel is wel veel lastiger." Daarom deden de renners van Jumbo-Visma het dinsdag relatief rustig aan en lieten ze een grote kopgroep begaan. "Er viel voor ons weinig te winnen vandaag. Op het einde versnelde Pogacar nog even, zoals we verwacht hadden. Hij voelt zich goed. Maar we hadden alles onder controle en zijn weer een dagje verder. We hebben onze krachten nog nodig de komende dagen." De Sloveen Tadej Pogacar is de naaste belager van Roglic. Het verschil tussen de landgenoten bedraagt 40 seconden.
De rit van woensdag brengt Dumoulin in een gebied dat hij goed kent. "Ik heb er vaak geskied en we hebben deze col vorige maand ook nog verkend. Ik herkende er veel, al was het nu groen in plaats van wit. Het is een mooie klim, zeer onregelmatig met dan weer stukken van 20 procent stijging, dan weer 5 procent. Hij is wel goed geasfalteerd." Het pad waar Dumoulin over sprak betreft de laatste 7 kilometer van de in totaal 21 kilometer lange slotklim. Het is een nieuwe weg, speciaal aangelegd voor fietsfanaten. "Ik houd er wel van, het is een heel bijzondere weg. Ik heb er heel wat foto's gemaakt."