De Nederlandse handbalsters staan zondag in de finale van het WK niet tegenover grootmacht Noorwegen, maar tegenover Spanje. De Spaanse vrouwen overklasten de drievoudig wereldkampioen in de halve finale: 28-22. Oranje bereikte voor de tweede keer de eindstrijd van het WK door Rusland in een zenuwslopend gevecht met 33-32 te verslaan.
Spanje stond vrijwel de hele wedstrijd op voorsprong. Bij rust was de stand nog in evenwicht (13-13), maar daarna liepen de vrouwen van bondscoach Carlos Viver weg bij Noorwegen. Alexandrina Cabral was de topschutter met zeven goals.
De Spaanse handbalsters staan voor het eerst in de finale van het WK. Hun beste resultaat was het brons in 2011, nadat ze in de halve finales hadden verloren van Noorwegen. Nederland werd tweede in 2015, door verlies in de finale tegen Noorwegen, en derde op het WK 2017.
De handbalsters wonnen vorig jaar op het EK in de groep van Spanje dankzij een doelpunt in de slotseconde van Lois Abbingh (28-27). De twee landen zitten ook in dezelfde groep in de kwalificatiereeks voor het EK 2020. In maart staan twee duels op het programma. Maar eerst treffen ze elkaar zondagmiddag vanaf 12.30 uur Nederlandse tijd in de finale van het WK, iets wat niet veel handbalvolgers vooraf hadden verwacht.
Rusland was het hele toernooi nog ongeslagen, maar moest het afleggen tegen het energieke Oranje. Noorwegen incasseerde alleen in de voorronde een nederlaag, uitgerekend tegen Nederland, dat op de voorgaande grote toernooien zo vaak op beslissende momenten had verloren van de Noorse vrouwen. Zo was Oranje op het vorige WK in de halve finales kansloos (23-32).
Na zilver op het WK 2015 en EK 2016 en brons op het WK 2017 en EK 2018 hopen de handbalsters zondag op Japanse bodem dan eindelijk goud te pakken. In de finale staat niet alleen de wereldtitel op het spel, maar ook plaatsing voor de Olympische Spelen van volgend jaar in Tokio.