Hordeloper Koen Smet kreeg deze winter een openbaring. Het was tijdens een indoorwedstrijd in Berlijn. De Amsterdammer stond er aan de start van de 60 meter horden. Het licht ging uit, de spot aan. Iedere atleet was even stralend middelpunt bij de presentatie aan het publiek. ,,Nog nooit heb ik zo genoten. Ik voelde me zo bevoorrecht daar te mogen staan tussen al die andere topatleten.’’
Hij finishte als vierde in 7,72. Een week later liep Smet 7,65 en plaatste hij zich voor de WK indoor in Birmingham, die donderdag beginnen. Hoe anders was dat in de herfst van 2016, toen de begenadigde atleet in een diepe depressie raakte. Zelfs zo zeer, dat zijn toenmalige vriendin hem niet meer alleen durfde laten. Smet was geestelijk doorgedraaid na jaren vol van teleurstellingen, van het niet voldoen aan de verwachtingen.
Smet verhaalt over rampjaar 2016. ,,Ik liep in de winter de sterren van de hemel en maakte mezelf heel groot in mijn hoofd. Ik zou in mijn eerste wedstrijd meteen 13,40 lopen op de 110 meter horden. Maar het kwam niet. Week in week uit lukte het niet. Ik liep wel twintig wedstrijden, alleen maar om de limiet te lopen en ik haalde het niet. Ik snapte er niets van. Mijn ouders waren als vrijwilligers bij de EK in Amsterdam en hun zoon was er niet bij. Dat was een klap. De teleurstelling werd nog groter toen ik ook de Olympische Spelen in Rio niet haalde. In oktober van dat jaar zat ik op een dieptepunt.’’
Met hulp van een psycholoog en psychiater kroop Smet langzaam uit zijn identiteitscrisis. Geleidelijk aan drong het besef door dat hij moest praten over zijn problemen om te voorkomen dat hij nog verder zou wegzakken. Hij vond nieuwe motivatie bij trainingsmaatjes en in de loop van 2017 ontdekte Smet het leven als atleet weer. ,,Ik mocht dat jaar meedoen met het Nederlands team in Lille bij de EK voor landen. Ik stond te janken aan de finish, het was pure ontlading. Ik was er weer.’’
Hij heeft aanvaard dat een paniekaanval elke dag op de loer ligt, maar maakt zich er niet druk meer om. ,,Ik benader de sport nu heel anders; ik geniet en heb geen verwachtingen en doe elke wedstrijd mijn best. Deze winter ging het vanaf de eerste race goed en ik heb er inmiddels zestien gedaan. Ze gingen vrijwel allemaal goed. Technisch is het dik in orde en zelfs als ik een slechte start heb, kan ik nog 7,70 lopen.’’