Atlete Dafne Schippers maakte het nog erg spannend in de series van de 200 meter op de Olympische Spelen van Tokio. De tweevoudig wereldkampioene dacht dat ze dik op de derde plaats lag en rustig kon uitbollen naar de finish, maar had niet in de gaten dat de loopsters in baan 7 en 8 bijna naast haar zaten. "Ik dacht dat het onder controle was", zei ze na haar race.
De 29-jarige Utrechtse finishte als derde in 23,13, fors achter de Jamaicaanse Shelly-Ann Fraser-Pryce, die won in 22,22. De Duitse Lisa Marie Kwayie klokte één honderdste langzamer (23,14) en de Griekse Rafalia Spanoudaki-Chatzirigia (23,16) zat daar kort achter. Als die atletes haar nog waren voorbijgegaan, was Schippers zo goed als zeker uitgeschakeld, want haar tijd was niet erg goed.
"Ik kan een stuk sneller, maar ik koos ervoor in te houden om krachten de sparen voor de halve finales. Die zijn vanavond al. Bij het uitkomen van de bocht dacht ik eerlijk gezegd dat ik goed lag, maar ik liep in baan 2 en kon niet goed zien waar de atletes in baan 7 en 8 liepen. Uiteindelijk zaten die dichterbij dan ik dacht en maakte ik het veel te spannend."
Schippers is naar Tokio afgereisd met rugklachten. Er is slijtage tussen de wervelschijven en die bemoeilijkt de sprinttrainingen. Er zijn dagen bij dat ze van de pijn niet weet hoe ze haar bed moet uitkomen. Haar topsnelheid heeft er onder geleden; ze kwam de afgelopen jaren niet in de buurt van de tijden waarmee ze in 2015 de wereld verbaasde: 10,81 op de 100 meter en 21,63 op de 200 meter.
"Ik voelde me oké in de race, maar het is ook een raar toernooi voor mij, omdat ik niet weet wat ik kan verwachten. Ik moet een hele harde halve finale lopen om überhaupt een kans te maken op de finale. De concurrentie is veel groter. Door de innovaties in de spikes zie je gewoon dat een bredere groep veel harder loopt. Er zijn zoveel atletes die nu onder de 22,50 kunnen lopen, terwijl je voorheen met zo'n tijd makkelijk de finale haalde."