Syriër uit Kapelle krijgt 20 jaar voor executie Syrische militair

Foto: ANP

De rechtbank in Den Haag heeft vrijdag de 49-jarige Syriër Ahmad Al K. veroordeeld tot twintig jaar gevangenisstraf, voor zijn leidende rol bij de executie van een militair van het Syrische regeringsleger in juli 2012.

Al K. vluchtte in 2013 naar Nederland en verbleef al enige jaren in het Zeeuwse Kapelle. Daar werd hij in 2019 opgepakt.

De executie is volgens de rechtbank een oorlogsmisdrijf. Het Openbaar Ministerie had 27 jaar cel tegen de verdachte geëist.

De rechtbank vond dat er te weinig bewijs was voor de beschuldiging dat Al K. een brigade heeft geleid die opereerde onder de vlag van terreurorganisatie Jabhat al-Nusra en sprak hem daarvan vrij. Mede daarom viel de opgelegde straf lager uit dan de eis van het OM.

Ook hield de rechtbank er rekening mee dat de executie heeft plaatsgevonden in een gewapend conflict, dat ook grote invloed had op het leven van de verdachte. Er vonden ook door het regeringsleger vele schendingen van mensenrechten plaats.

De Duitse justitie kreeg Al K. in het vizier bij naspeuringen naar vermoedelijke, in Duitsland verblijvende handlangers. In Nederland deed het Team Internationale Misdrijven vervolgens onderzoek naar de man. Daarbij is onder anderen een undercoveragent ingezet.

Al K. was een gedeserteerde militair uit het leger van de Syrische president Bashar al-Assad. Het hart van het bewijs voor Al K.’s betrokkenheid bij de executie is een video van negen minuten. Daarop is te zien hoe de ernstig mishandelde militair geboeid naar de oever van de Eufraat in het oosten van Syrië wordt gebracht, om daar door meerdere mannen te worden beschoten.

Al K. vuurde kogels uit een revolver op hem af, een andere man schoot met een kalasjnikov. Volgens de rechtbank staat vast dat Al K. in elk geval één keer raak heeft geschoten. Tegen de militair wordt voorafgaand aan de kogelregen onder meer gezegd dat hij “zijn onvermijdelijke lot tegemoet gaat”.

Het motief voor de executie is volgens de rechtbank geen terreur maar wraak geweest, voor een bloedbad dat eerder had plaatsgevonden.

De wisselende verklaringen die Al K. over de gebeurtenissen heeft afgelegd, gelooft de rechtbank niet. Voor de stelling dat de verdachte betrokken zou zijn geweest bij een bomaanslag op een tapijtfabriek en bij het neerhalen van een gevechtsvliegtuig is niet genoeg bewijs, aldus de rechter.

De rechtbank hield weliswaar rekening met de oorlogssituatie waarin de executie is voltrokken, maar dit “kan nooit een vrijbrief zijn voor executies zonder enige vorm van proces”. De terechtstelling is volgens de rechter “een flagrante schending” geweest van internationale rechtsregels en verdragen.

Al K. was niet bij de uitspraak aanwezig en liet zich vertegenwoordigen door zijn advocaat.