Oudste huisarts van Nederland werkt 80 uur in de week

Nico van Hasselt
Nico van Hasselt
Foto: Nieuws.nl

Een huisarts zoals Nico van Hasselt, de oudste huisarts van Nederland die nog honderd procent werkt, is uniek in zijn soort. Hij werkt al 61 jaar tachtig uur per week in zijn praktijk aan huis en is zeven dagen in de week bereikbaar voor zijn patiënten. “Als je huisarts wilt worden, dan heb je een 24/7 verbintenis met je patiënten. Als huisarts maak je onderdeel uit van hun familie.”

Bij binnenkomst laat Nico een handgeschreven brief zien van een collega huisarts. Hierin complimenteert deze huisarts Nico met zijn bevlogenheid. “Dit is nog nooit voorgekomen. We zeggen collega tegen elkaar, maar in de praktijk komt daar niets van terecht. We zeggen nooit tegen elkaar dat een ander zijn werk goed doet.” Andere huisartsen zijn het vaak niet met Nico eens, want hij wijkt behoorlijk af van de norm en zoals het ‘hoort’. “Als je een huisarts wilt worden, dan ben je dat zeven dagen in de week en 24 uur per dag. Het is een overeenkomst, die je niet parttime aan kan gaan. Dan maak je een patiënt nooit helemaal mee.”

Toen hij 61 jaar geleden samen met zijn vrouw zijn praktijk aan huis begon, was zaterdag een gewone werkdag. “Nu gaan mensen op vrijdag al om half vier naar huis en is de week afgelopen. Dat bestond toen niet. Het is dus niets bijzonders wat ik doe.” Volgens hem is het een giller dat je je als huisarts voor minimaal zestien uur in de week mag registeren. “Wat doe je dan in die zestien uur? Niemand vraagt dat. Dan heb je geen tijd om huisbezoeken te doen en dat doen huisartsen dus ook bijna niet meer. Dat laten ze over aan een praktijkondersteuner, maar mensen hebben een contract met jou, hun huisdokter. Dan moet je iets anders gaan doen, want als je een praktijk aan huis hebt, dan ben je er en bezoek je de mensen ook thuis. Mijn klanten zijn mijn familie en er is geen werk en privé.” Vorig jaar bestond de praktijk zestig jaar en dat werd groots gevierd. Iedereen die al veertig jaar of langer in de praktijk kwam, was uitgenodigd. Dat waren er zo’n vijfhonderd.

“In mijn familie was het not done om huisarts te worden”

Nico heeft een sterk gevoel dat hij hier is om te dienen en om mensen te helpen. Niet omdat het leuk is of om geld te verdienen, maar hij ziet dit als zijn plicht. Dit heeft hij niet als kind van huis uit meegekregen. Binnen zijn familie was het not done om huisarts te worden, want dat was maar niks. Zijn vader was bankier. De oorlog heeft echter een onuitwisbare stempel op hem gedrukt. Hij heeft in het verzet gezeten en vervolgens vele jaren in concentratiekampen en gevangenschap doorgebracht. “Ik heb samen met dokter Brouwer in een dodencel in Utrecht gezeten. Hij was ouder dan ik en al geruime tijd huisarts. Dan zit je daar zo met z’n tweetjes en zeiden we tegen elkaar: ‘is dit nou de bedoeling van onze lieve Heer, dat we er zo uitgegooid worden?’ We hebben samen veel gepraat. Ik heb toen aan mezelf en onze lieve Heer een belofte afgelegd; als ik hieruit mag komen, word ik huisarts.” Nico was toen twintig jaar.

Foto: Nieuws.nl

In de vele jaren dat hij nu als huisarts werkzaam is, heeft hij veel zien veranderen. Wat is de grootste verandering volgens hem? “Dat zijn de familieleden. Vroeger toen ik begon, deed ik ook nog thuisbevallingen. Ik heb er 902 gedaan, de laatste was mijn kleindochter. Ik kwam toen veel bij mensen thuis en tijdens zo’n bevalling is iedereen daar, tot oma aan toe. Nu moet iedereen uit huis, worden moeders in tehuizen gestopt en woont de familie ver weg. Dan belt er een dochter op die zich zorgen maakt om haar moeder. Dan denk ik: mens, kom dan. Ze bellen soms zelfs op vanuit het buitenland. We wonen steeds verder weg en schuiven dingen af. Het familiegevoel is minder geworden en dat vind ik griezelig.” Nico bezoekt ze allemaal nog. Tien patiënten die in tehuizen zitten en van wie hij officieel niet langer de huisarts is, bezoekt hij elke week. “Je ontneemt die mensen een vaste schouder om mee te praten. Steeds meer kinderen verdwijnen uit beeld, de goede daargelaten, en maken ruzie over de inboedel die moeder achterlaat. Er mag weer wat meer contact komen en we mogen meer naar de mensen toe gaan.”

“De belangstelling voor de ander is afgenomen”

Er wordt momenteel veel over eenzaamheid gepraat, aldus Nico. Een woord dat dertig jaar geleden niet bestond. “Er wordt geroepen dat we hier iets aan moeten doen. Maar wat dan? Je moet naar de mensen toe. Nu moet iedereen zijn kamer uit om naar de bingo of naar Artis te gaan, maar wat als je doof of slecht ter been bent? De mensen komen niet meer naar de kamers in tehuizen toe, bewoners zoeken elkaar onderling niet op en er is te weinig hulp bij de mensen thuis. Er mag weer een ouderwetse onafhankelijke wijkverpleegster komen, die bij de mensen thuis komt om te praten en die voor iedereen bereikbaar is. Er mag meer contact komen en we mogen meer naar de mensen toe gaan.” Nico kent veel schrijnende voorbeelden, zoals een vrouw die onlangs overleden is, en waarvan de dochter had gezegd: je zit nu in een tehuis, dan heb je geen krant meer nodig. Deze vrouw was juist zo dol op haar kranten. Vier jaar lang is Nico elke zondagochtend drie kranten gaan brengen bij deze vrouw. “Ik heb nog nooit een zondag gemist.”

Een andere verandering die Nico waarneemt, is dat mensen ontevreden zijn. Tijdens zijn studententijd ging hij een dagje naar Heerde, nu moeten mensen naar Bali en Australië. “En dan zijn ze nog steeds ontevreden. Mensen hebben het zó goed. Na de oorlog moest ik met niets deze praktijk opbouwen. Toen wij hier kwamen wonen, bestond er een eenheid tussen de bewoners. We kenden elkaar allemaal. Nu kom ik bij mensen thuis die op van die galerijen wonen en zeggen tegen me: ‘ik heb geen idee wie er naast me woont’.” Mensen kijken volgens Nico te veel naar zichzelf en de belangstelling voor de ander is afgenomen. Heeft hij nog een boodschap voor de generaties na hem? “Bemoei je eens wat meer met je naasten. Er zijn veel vrijwilligers die veel goeds willen doen en ook doen, maar in Afrika. Waarom niet hier? Ik heb hier mensen nodig. Ben er hier voor elkaar.”

“Kijk niet naar de diagnose, maar kijk eerst naar de mens”

Nico mag in ieder geval nog twee jaar zijn beroep uitoefenen, voordat er weer een apk-keuring plaatsvindt. Wat is zijn geheim, als hij die al heeft? “Ik sta elke dag om zes over zes op en ik slik elke dag een vitaminepil. Misschien komt het wel door de goede verzorging van mijn vrouw.” Deze week zijn ze 65 jaar getrouwd. Was het liefde op het eerste gezicht? “Voor mij wel, zonder mijn vrouw moet ik er niet aan denken.” Hij zou nog best langer door willen werken, maar hij weet niet of het kan, fysiek gezien. Een ding staat echter vast: bij hem staat de patiënt niet centraal, maar staat deze bovenaan. “Kijk niet naar de diagnose, maar kijk eerst naar de mens.”