Frans Douw: “Laat iemand zien dat hij een medemens is”

Frans Douw
Frans Douw
Foto: Privé

‘Als we je voor elke rotopmerking een bloembol hadden gegeven, meneer Douw, dan was je nu de baas van de Keukenhof geweest.’ Dit is de eerste zin van het eerste hoofdstuk uit het onlangs verschenen boek Het zijn mensen van Frans Douw. Tot eind 2015 was hij directeur van de Penitentiaire Inrichting Heerhugowaard. Zijn gehele carrière stond in het teken van menswaardige detentie. Het is die menselijkheid die zowel in zijn boek, als zijn werk en tijdens het interview een waarachtig thema is.

De opmerking over de bloembol is afkomstig van de directeur van de middelbare school waar Frans op zat. Hij vond Frans nogal aanwezig. De woorden typeren deels zijn karakter: iemand die moeite heeft met autoriteit, kritisch, oplettend en rebels is, en niet tegen onrecht kan. “Ik was echt een jongentje dat graag het centrum van de wereld wilde zijn en die alles kon bepalen.” Hij raakte gefrustreerd dat dit niet het geval was, al helemaal niet in een gezin met negen kinderen. “Dan ben je al gauw bezig om strategieën te bedenken hoe je daarmee om kan gaan. Ik paste niet in het schoolsysteem en moest vanaf dag een naar de kleuterschool gesleurd worden. Ik ging het gevecht met alles en iedereen aan en dan word je een onderhandelbare puber.”

“Ik heb ontdekt dat iedereen een boeiend verhaal heeft”

In het begin van zijn boek beschrijft Frans een aantal ervaringen uit zijn jeugd die indruk hebben gemaakt en die bepalend zijn geweest om eerst met jongeren te gaan werken en vervolgens met gedetineerden in gevangenissen, om uiteindelijk op vrij jonge leeftijd gevangenis directeur te worden. Zijn eigen jeugd is als het ware een opstapje geweest naar het werken met mensen. Hij heeft twee keer in de politiecel gezeten en is jong van school gegaan, maar dit was volgens hem in zijn tijd niet uitzonderlijk. “Ik heb ontdekt dat iedereen een boeiend verhaal heeft, door het gezin waarin hij geboren wordt en wat hij vervolgens heeft meegemaakt. Je kan niet opgroeien zonder onrecht aangedaan te worden en zonder dat jij een ander onrecht aandoet. Vervolgens word je volwassen en ga je dat een plek geven.”

Of niet. Veel mensen, zoals zij die met justitie in aanmerking komen en in de gevangenis zitten, hebben het onrecht uit hun verleden geen plek kunnen geven. “Er zijn mensen die ontzettende uitdagingen in hun leven hebben gehad en ernstig getraumatiseerd zijn door bijvoorbeeld mishandeling of misbruik. Soms gaat dit gepaard met een verstandelijke beperking. Als je heel lastig met uitdagingen om kunt gaan in combinatie met psychologische aandoeningen, kan het heel moeilijk zijn om een maatschappelijk aanvaardbaar bestaan op te bouwen.”

Frans gaat er vanuit dat er voor iedereen een vorm van herstel mogelijk is, ook met ernstige uitdagingen. Dit is een rode draad in zijn werk en zijn leven: het herstel van mensen en ze altijd ontmoeten in hun essentie. “Iedereen kan leren omgaan met uitdagingen, waardoor je toch een wat beter leven kunt hebben. Een heel klein percentage van de Nederlandse bevolking zal altijd in een beschermde en beveiligde omgeving moeten leven. Dit geldt overigens ook voor geestelijk gehandicapte mensen of mensen met een verstandelijke beperking. En dat kan ook voor jou of mij gelden, als we dement worden. En zo heb je dus best een grote club met mensen die niet in de samenleving kan zijn en autonomie kan hebben.”

Oordelen en vooroordelen

Zijn pleidooi en daarmee zijn uitnodiging aan ons allemaal is om uit de vakjes en hokjes te stappen en op een andere manier naar mensen te kijken. We oordelen volgens hem allemaal, op personen en op groepen. Het gaat erom dat we die oordelen bijstellen of loslaten, en zo ook naar de groep (ex) gedetineerden. “Neem een kind dat in een onveilig gezin opgroeit. Misschien is er sprake van verwaarlozing of mishandeling. De omgeving en school voelen dat er iets niet pluis is. Dat zie je gewoon en dat voel je. Dat vinden we lastig en hierdoor hebben we de neiging om ons ervan af te keren. Als zo’n kind buiten komt, bestaat het eigenlijk niet. Het hoort er niet bij en zal niet snel uitgenodigd worden om te komen spelen. De pijn die het kind ervaart gaat hij buiten af reageren, op kinderen of spullen, en dan gaan alle hekken omhoog, en zeggen we dat ons kind daar niet mag spelen. Als er vervolgens sprake is van criminaliteit willen we niets meer met dat kind te maken hebben. We willen dat zo’n persoon weggaat. Het grootste vooroordeel wat we hebben, is dat als iemand zich op een bepaalde manier gedraagt die wij niet prettig vinden, of waar we bang van worden, dat die niet is zoals wij. We bestempelen hem als gevaarlijk en als iemand die onze rust en ons geluk bedreigt.”

Het gevolg is dat zo’n kind zich alleen gaat voelen, terwijl we hier op een simpele manier iets aan kunnen doen. Hiervoor hoef je volgens Frans geen super hulpverlener te zijn. “Het maakt al een verschil als zo’n kind buitenkomt en je tegen hem zegt: wat heb je mooie nieuwe schoenen aan. Laat hem weten dat hij er is en dat hij ook in de straat woont. Laat hem zien dat hij een medemens is. Het zit in kleine dingen. Als iemand boos is, helpt het enorm als je normaal tegen die persoon doet. Dan is de kans heel groot dat hij normaal terugdoet. Je hoeft niet bezig te zijn met de ander te willen veranderen, hij mag zijn zoals hij is. Ik vind het ook niet leuk als iemand in mijn tuin komt en zegt: Joh Frans, die bloemen in je tuin, dat moet anders hoor.”

“Je bent betrokken, maar je bent vooral aanwezig”

Frans laat niet alleen gedetineerden zien dat ze mens zijn, maar ook de mensen die hij dagelijks ziet, zoals zijn kleinkinderen. “Ik merk dat iedere dag weer. Als je gewoon vertrouwen in de mens stelt en je richt je op zijn positieve kant en wat ze kunnen en je bent gewoon aanwezig, dat dit een verschil maakt. Je hoeft niet te klooien, maar laten zien dat jij de ander ziet en ook dat jij ziet dat de ander jou ziet. Het gaat om heel basaal menselijk contact.” Hij is sinds vijf jaar met pensioen en is naast het vele werk wat hij nog steeds doet, vooral opa. “Dat is eigenlijk de meest natuurlijke rol van mij, opa zijn, en dat zie je in al mijn activiteiten terug. Een opa, en dat geldt ook voor een oma, is iemand die er is. Die is met liefde en een hoop ervaring aanwezig en beschikbaar. Ik merk dat dit een nuttige rol is, niet alleen naar kleinkinderen, maar ook naar (ex) gedetineerden, medewerkers en familie van gedetineerden. Je bent betrokken, maar je bent vooral aanwezig.”

Hij maakt nu net zoveel uren als voor zijn pensioen, waaronder voor de stichting Herstel & Terugkeer, die hij tien jaar geleden heeft opgericht. Al zijn activiteiten doet hij echter op een andere manier: met minder regels en wetten die horen bij het werken voor justitie en zonder de grote verantwoordelijkheid die komt kijken bij het directeurschap van een gevangenis met 700 gedetineerden en 550 medewerkers.

Stigmatiseren

Volgens Frans zijn we allemaal heel veel dingen tegelijk, en dus ook dader en slachtoffer. “Dat zit in ons allemaal. Zo is mijn kleinzoon van vijf in bepaalde momenten ook opa. Je bent niet het een of het ander. Wat ik tegen mensen zeg die met justitie in aanraking zijn geweest, is dat toen ze criminele dingen deden, ze ook al een goed mens waren. Je deed stoute dingen, maar die andere kanten waren er ook. Dat besef kan heel inspirerend zijn voor iemand, die alleen maar denkt dat hij een vervelende klootzak is en nergens voor deugt. Het zelf-stigma is enorm.” Stigmatiseren komt overal voor, wat volgens Frans een hele nare manier is van elkaar bejegenen. “Neem een Jemuel Lampe, die fantastisch werk doet en een enorme bijdrage levert aan de samenleving. Hij krijgt nog steeds het etiket ex-gedetineerde. Mensen vinden dat spannend en het verkoopt, maar hij is dat niet meer. Er zijn ontzettend veel mensen die nooit het stigma crimineel hebben gekregen of ‘iemand met enorme issues’. Toch zijn er veel directeuren, burgemeesters en psychologen die met mentale problemen hebben gekampt of opgegroeid zijn met geweld, maar nooit het stempel ervaringsdeskundige opgeplakt krijgen, omdat ze daar niet mee naar voren zijn gekomen. Zo zijn ze niet geïdentificeerd. Oordelen is menselijk, we hebben de behoefte om iets te duiden. Het gaat niet om het afschaffen van het oordelen, maar om de keuze maken dit zo weinig mogelijk te doen en om je oordeel te heroverwegen. We hebben altijd een keuze: dicht of open zijn, dat is aan jou. Als je een oordeel hebt over een ander, zet je jezelf met je rug tegen de muur.”

“L