Door onder meer de oorlog in Oekraïne en de inflatie die daaruit voortkomt is de druk op de bouwplannen van het kabinet toegenomen, schrijft woonminister Hugo de Jonge in de Staat van de Volkshuisvesting. Maar aan de doelen (900.000 nieuwe woningen in 2030) wil de minister nog niet tornen.
De Jonge wijst onder meer op de gestegen grondstoffenprijzen, de opgelopen rente en inflatie als factoren die zijn bouwplannen moeilijker maken. Niet alleen belemmeren die de bouw, ook kunnen de economisch onzekere tijden investeerders afschrikken: "de financiële onzekerheid is nu groot en de markt is daardoor terughoudender geworden".
De minister wil zijn plannen nog niet afzwakken, omdat het "op dit moment nog te vroeg is" om met enige zekerheid te zeggen wat de gevolgen van de verslechterende economie zijn voor de woningbouw. Wel ziet hij dat het "ingewikkelder" wordt om de doelen te halen. "Je moet realistisch zijn." Maar De Jonge zegt het zich niet te kunnen veroorloven de lat lager te leggen, omdat de problemen op de woningmarkt maar ook in de asielketen daarvoor te groot zijn.
Volgens De Jonge lijkt het erop dat het doel van 80.000 woningen voor dit jaar wordt gehaald. In januari komt hij met het plan 'Versnellen processen en procedures', waarmee hij onder meer de vergunningverlening wil vlot trekken. "Om deze grote maatschappelijke opgave het hoofd te bieden moeten we af van ontwikkelprocessen die gemiddeld tien jaar duren."
Om tot 900.000 woningen in 2030 te komen, moet de bouw van nieuwe huizen versnellen naar ongeveer 100.000 per jaar. Van de nieuw te bouwen woningen moet ten minste twee derde "betaalbaar" zijn, huizen met een waarde tot 355.000 euro. Ook moet een derde van het totale aantal nieuwe woningen geschikt zijn voor ouderen.