Jongvolwassenen tot 25 jaar voelden zich vorig jaar minder goed dan mensen boven die leeftijd. Volgens het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) is het de eerste keer sinds de metingen dat jongvolwassenen een lager cijfer geven voor hun welzijn dan 25-plussers. Vooral jonge vrouwen voelden zich vorig jaar minder goed.
Het persoonlijk welzijn van jongvolwassenen wordt bepaald aan de hand van verschillende factoren, zoals tevredenheid over de eigen financiële situatie, over opleiding en werk, gezondheid, sociale relaties, vertrouwen in de politiek en veiligheid. Voor elk onderwerp wordt een score bepaald. Een gemiddelde score van 7 of hoger wil zeggen dat iemand 'een hoog persoonlijk welzijn' ervaart. Het percentage jongeren tussen de 18 en 25 dat een score van 7 of hoger gaf voor het persoonlijk welzijn daalde van 70 procent in 2020 naar 63 procent vorig jaar. Van de 25-plussers ervoer 67 procent vorig jaar een hoog persoonlijk welzijn.
Het CBS doet de metingen sinds 2013. Het was tot dusver altijd zo dat meer adolescenten zich beter voelden dan mensen van 25 jaar en ouder.
Vooral onder jonge vrouwen daalde het percentage dat aangaf een hoog persoonlijk welzijn te ervaren van 66 procent naar 53 procent in 2021. Onder jonge mannen bleef het percentage ongeveer gelijk (73 procent gaf een score van 7 of hoger). Een verklaring voor het verschil tussen de seksen kan het CBS niet geven, omdat hier geen onderzoek naar is gedaan.
Vooral het vertrouwen in instituties zoals de Tweede Kamer, rechters en de politie droeg bij aan de daling van het aantal jongeren met een hoog persoonlijk welzijn. In coronajaar 2020 was er volgens het CBS sprake van een piek in het vertrouwen, maar in 2021 daalde het weer. Ook waren jongeren vorig jaar minder tevreden over de psychische gezondheid dan het jaar daarvoor. Jongvolwassenen met een hoger inkomen ervoeren vaker een hoog persoonlijk welzijn dan leeftijdsgenoten met een lager inkomen.