De laagste inkomens gaan er, ook na de extra koopkrachtmaatregelen die het demissionaire kabinet neemt, volgend jaar gemiddeld het minst op vooruit. Juist zij lopen ook, meer dan andere groepen, het risico minder geld over te houden. Gezinnen met meerdere kinderen profiteren het meest van de 2 miljard euro die op de begroting is vrijgemaakt voor armoedebestrijding. Ruim de helft van dat bedrag gaat op aan de verhoging van het kindgebonden budget.
De koopkrachtplaatjes waar het Centraal Planbureau (CPB) in augustus mee kwam, lieten voor uitkeringsgerechtigden nog een daling zien. Werkenden met een laag inkomen zouden er nauwelijks iets bijkrijgen, en een fors deel van die groep zou er zelfs op achteruitgaan. Het kabinet heeft dat gerepareerd door onder meer het kindgebonden budget en de huurtoeslag te verhogen.
In beide minimagroepen laat de koopkracht nu gemiddeld genomen alsnog een plusje zien. Tegelijkertijd zijn het ook de twee groepen waar de verschillen veruit het grootst zijn. De koopkrachtontwikkeling loopt voor mensen met een uitkering uiteen van min 1,6 tot plus 2,6 procent, en voor werkenden met minimumloon of iets daarboven van min 1,3 tot plus 3,2 procent.
De laagste inkomens worden het meest geholpen door de verhoging van de huurtoeslag, waar het kabinet ruim 700 miljoen euro voor heeft vrijgemaakt. Zij verliezen daarentegen de extra energietoeslag die zij in 2022 en 2023 wel ontvingen om de sterke stijging van de energierekening te helpen opvangen. Het noodfonds dat het kabinet samen met de energiesector heeft opgetuigd voor mensen die hun rekening niet meer kunnen betalen, blijft wel nog een jaar bestaan.
De grootste post in het armoedepakket is met 1,1 miljard euro de verhoging van het kindgebonden budget. Niet alleen gaat het bedrag per kind omhoog, maar er komen ook meer gezinnen voor deze inkomensafhankelijke regeling in aanmerking. Grote gezinnen met oudere kinderen profiteren het meest van deze maatregel. Het kabinet voorkomt daarmee dat het aantal kinderen in armoede volgend jaar toeneemt.
Het kabinet gaat voor alle huishoudens uit van een gemiddelde koopkrachtstijging van 1,7 procent, een fractie minder dan de raming van het Centraal Planbureau die eind vorige week al uitlekte. Dat komt doordat het CPB uit is gegaan van een minder sterke stijging van de zorgverzekeringspremie.