Staatssecretaris Eric van der Burg moet van de rechter beter motiveren waarom mensen uit onder meer Ethiopië verplicht zijn om in het buitenland een inburgeringsexamen af te leggen voordat ze naar Nederland komen. Die verplichting geldt niet voor mensen uit westers georiënteerde landen, zoals de Verenigde Staten, Japan en Zuid-Korea.
Burgers uit die landen mogen een inburgeringsexamen afleggen als ze al in Nederland zijn. De rechtbank in Haarlem oordeelt dat de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid het onderscheid in behandeling beter moet motiveren. Dat blijkt uit een uitspraak in een zaak over een Ethiopische vrouw, die in Koeweit woont, en naar haar man in Nederland wil verhuizen. Haar aanvraag is afgewezen omdat ze geen inburgeringsexamen in het land van herkomst heeft afgelegd. Door haar Ethiopische nationaliteit krijgt ze geen vrijstelling, terwijl mensen uit een aantal andere landen die wel kunnen krijgen.
De rechtbank vindt dat de staatssecretaris onvoldoende heeft uitgelegd waarom een inburgeringsexamen in het buitenland, voornamelijk een taaltoets, de integratie in Nederland zou bevorderen en waarom daarbij een onderscheid in landen van herkomst wordt gemaakt.
De rechtbank wil ook meer uitleg in hoeverre dit beleid in strijd is met de richtlijnen voor gezinshereniging. Regels voor burgers van derde landen mogen niet als doel hebben om personen te selecteren. "De rechtbank vindt dat de staatssecretaris onvoldoende heeft gemotiveerd dat met het maken van onderscheid op basis van nationaliteit, geen sprake is van een selectie van personen".
De staatssecretaris moet binnen tien weken een nieuw besluit nemen en rekening houden met deze uitspraak.