De hoeveelheid stikstof die neerdaalt op natuurgebieden die daar gevoelig voor zijn, daalt. Maar volgens het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM) gaat dat te langzaam om de natuurdoelen voor de langere termijn te halen. Volgens het instituut zit nu slechts 28 procent van de stikstofgevoelige Natura 2000-gebieden aan de veilige kant.
Met huidig beleid komt Nederland volgens de rapportage in 2030 niet verder dan zo'n 30 procent. Daarmee worden de wettelijke doelen bij lange na niet gehaald, want in dat jaar zou de helft van de gebieden geen te hoge stikstofdepositie meer mogen kennen. Dat moet volgens de wet oplopen tot zeker 74 procent in het jaar 2035.
De nieuwe RIVM-monitor ziet er ongunstiger uit dan de vorige. Dat komt vooral doordat op basis van wetenschappelijk onderzoek de zogeheten kritische depositiewaarde (KDW) is aangescherpt. De KDW is de grenswaarde voor stikstofverbindingen waarboven risico op schade aan de natuur ontstaat. Dan gaat het vooral om ammoniak en in iets mindere mate om stikstofoxiden. Ammoniak komt vooral van mest, stikstofoxiden vooral van industrie en verkeer.
In de berekeningen zijn wel alleen concrete plannen meegerekend. Relatief nieuwe maatregelen die na mei vorig jaar zijn ingevoerd, heeft het RIVM nog niet meegenomen in deze monitor.
Sinds 2005 is de hoeveelheid stikstof die in natuurgebieden die daar gevoelig voor zijn terecht is gekomen volgens het RIVM met ongeveer 20 procent afgenomen. Onder stikstofgevoelige natuur vallen bijvoorbeeld heide, duinen en oude eikenbossen.