De werkdruk op basisscholen daalt, schrijft demissionair onderwijsminister in een brief aan de Tweede Kamer. Volgens ongeveer vier op de tien leraren is hun eigen werkdruk vorig jaar enigszins gedaald ten opzichte van het jaar ervoor, blijkt uit onderzoek.
Daarnaast is het percentage dat vaak hard of extra hard moet werken, met 8 procentpunt gedaald ten opzichte van 2017. De onderzoekers benadrukken dat de effecten pas na langere tijd zichtbaar worden. Volgens ongeveer 11 procent was de werkdruk vorig jaar hoger dan in 2019.
Uit het onderzoek blijkt dat vooral kinderen die extra ondersteuning nodig hebben zorgen voor een hogere werkdruk, schrijft Slob. Ook ervaren leraren vaak meer werkdruk door administratie. Nederlandse leraren zijn hier internationaal gezien relatief veel tijd aan kwijt. Het geven van vakken waar leraren minder affiniteit mee hebben, zoals muziek of gym, draagt bovendien bij aan de werkdruk.
In de periode 2017-2019 zijn er meer banen gekomen in het primair onderwijs. Zo nam het aantal voltijdsbanen voor leraren toe met 1400 en het aantal banen voor ondersteunend personeel met 4900. Dit jaar trekt het kabinet 380 miljoen euro uit tegen werkdruk op scholen. De komende twee jaar is dat 333 miljoen euro en in het schooljaar 2024-2025 is het 430 miljoen euro.
Slob vindt het positief dat leraren minder emotionele belasting voelen en meer lucht ervaren op hun werk, dankzij de aanpak van de werkdruk. Wel erkent hij dat nog niet iedere leraar de lagere werkdruk voelt. Sommigen zien dat het op hun school minder druk is, maar dat zij daar zelf niet direct wat van merken. Extra werkkrachten verlichten niet de werkdruk voor iedereen, bijvoorbeeld omdat een leraar in groep 8 niet de effecten merkt van meer ondersteuning in groep 3.