De sterk opgelopen prijzen voor gas en elektriciteit kunnen het Nederlandse bedrijfsleven tot wel 22 miljard euro kosten. Dat berekenden economen van ABN AMRO in een sectorrapport. De glastuinbouw, de industrie, de bouw en de voedingsmiddelenindustrie zijn daarbij het meest kwetsbaar voor de stijgende energieprijzen.
Bij de berekening gaat de bank ervan uit dat het bedrijfsleven voor de helft van het energieverbruik variabele tarieven betaalt. Volgens de kenners kunnen meer bedrijven in de problemen komen als meer energiecontracten aflopen. De kosten voor energie zijn in de berekening dit jaar vijf keer hoger dan in 2019. Door de oorlog in Oekraïne zullen de energietarieven nog minstens tot het voorjaar van 2023 hoog blijven, verwachten de economen.
Verder meent ABN AMRO dat het doorberekenen van de hogere kosten niet vanzelfsprekend is. Dat komt mede door de concurrentiedruk. Daarnaast speelt mee dat bedrijven contracten zijn aangegaan voor een bepaalde prijs, en dat gedurende het productieproces de kosten oplopen. Dit speelt bijvoorbeeld in de bouw waar grondstoffen en materialen gedurende projecten duurder zijn geworden.
De stijgende prijzen worden ook door de consument gevoeld. Het raakt aan de koopkracht en het vertrouwen en dat is slecht nieuws voor winkelbedrijven en horeca die nog herstellende zijn van de coronacrisis. Dit herstel duurt mogelijk langer omdat mensen minder snel geneigd zijn om geld uit te geven, of gewoonweg minder te besteden hebben.
De kenners van ABN AMRO verwachten evengoed dat de economie dit jaar met 3,1 procent zal groeien. Dat komt vooral door de sterke vraag, waarbij eindafnemers de hogere prijzen nog betalen, en mensen ook nog graag naar de kroeg of een restaurant gaan omdat dit door corona lang niet mogelijk was. Maar in de loop van het jaar zal het inhaaleffect minder worden.