De inflatie in het Verenigd Koninkrijk is vorige maand opnieuw gestegen na een kleine afname in augustus. Het leven in Engeland, Schotland, Wales en Noord-Ierland werd in doorsnee 10,1 procent duurder dan een jaar eerder en dat was meer dan waar economen in doorsnee op hadden gerekend. Vooral stijgende voedselprijzen droegen daaraan bij, liet het Britse statistiekbureau Office for National Statistics weten.
Het Verenigd Koninkrijk heeft al langer last van hoge inflatie. Dat komt niet alleen door de hoge prijzen voor gas en energie, maar het land heeft ook te maken met de gevolgen van de brexit. Daardoor is het duurder geworden om goederen te importeren en zijn de nodige bedrijven naar de Europese Unie vertrokken. Hun spullen moeten nu ook ingevoerd worden.
Ook de zogeheten kerninflatie, dat zijn de prijsstijgingen zonder de sterk wisselende prijzen voor voedsel en energie, ging harder omhoog dan verwacht. Dit wordt bijvoorbeeld veroorzaakt doordat bedrijven hogere lonen geven en die kosten doorberekenen, maar ook door gestegen grondstofkosten. Het recent flink gedaalde pond kan ook zorgen voor meer inflatie omdat geïmporteerde goederen duurder worden.
Centrale banken kijken sterk naar de kerninflatie, omdat hoge energieprijzen en voedselprijzen een tijdelijk fenomeen kan zijn, maar kerninflatie vaak langer doorwerkt. De kans is dan ook groter geworden dat de Bank of England de rente verder zal gaan verhogen.
De inflatie in september wordt in het Verenigd Koninkrijk vaak gebruikt als basis voor de verhoging van de uitkeringen. Ook de stijging van de staatspensioenen hangt doorgaans nauw samen met dat cijfer. Of dat ook dit jaar gebeurt is nog niet duidelijk, want de nieuwe minister van Financiën Jeremy Hunt heeft zich daar nog niet op vastgelegd.