Boeren in Europa krijgen minder directe inkomenssteun als het aan de Europese Commissie ligt. In de huidige begrotingsperiode die loopt tot en met 2020 wordt hier nog 308 miljard euro voor uitgetrokken. Voor de zeven jaar daarna stelt Brussel voor dat te verlagen naar 265 miljard, voor een deel vanwege de brexit.
De verdeling wordt eerlijker, zei EU-landbouwcommissaris Phil Hogan. Voor Nederland is bijna 4,4 miljard euro gereserveerd voor inkomenssteun, een afname van zo’n 400 miljoen verspreid over zeven jaar.
Het maximum wordt gesteld op een ton per bedrijf. Nu krijgt 20 procent van de boeren in Europa 80 procent van de directe betalingen. De bedoeling is dat kleinere bedrijven en jonge boeren meer gaan profiteren.
De fondsen voor plattelandsontwikkeling worden ook teruggeschroefd, van 100 naar een kleine 80 miljard. Voor Nederland zou het bedrag teruggaan van ruim 600 naar 455 miljoen euro.
Lidstaten krijgen meer flexibiliteit om zelf keuzes te maken bij de uitvoering van het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid. De Europese Commissie ziet daar wel nauwlettend op toe.
De lidstaten en het Europees Parlement zijn nu aan zet. Nederland is voorstander van minder inkomenssteun en wil zwaarder inzetten op het stimuleren van innovatie en duurzaamheid.
D66-Europarlementariër Gerben-Jan Gerbrandy vindt de voorstellen teleurstellend. ,,Van de noodzakelijke liberalisering en vergroening is amper sprake. De Commissie houdt een failliet systeem in stand, tegen een zeer hoge prijs.”
Ook zijn VVD-collega Jan Huitema, zelf boer, vindt dat de voorstellen nog te veel zijn gericht op inkomensondersteuning, maar is blij met de extra ruimte voor nationaal maatwerk. Annie Schreijer-Pierik (CDA) hamert juist op het belang van inkomenssteun voor boerengezinnen.