De inflatie in Nederland is in juli weer opgelopen in vergelijking met een maand eerder. Dat meldt het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS). De inflatie bedroeg op jaarbasis 11,6 procent, tegen 9,9 procent in juni. Daarmee blijft de inflatie op een zeer hoog niveau, aangejaagd door de gestegen energieprijzen en de hogere prijzen voor levensmiddelen.
Consumenten waren deze maand zo'n 68 procent meer kwijt aan energie en brandstof dan in dezelfde maand vorig jaar, terwijl dit in juni nog minder dan 60 procent was. Deze maand benaderde de gasprijs op de toonzettende beurs in Amsterdam de recordhoogte uit maart. De prijzen voor benzine kwamen begin juli juist iets lager te liggen door goedkopere olie.
De prijzen voor voeding, dranken en tabak lagen in juli gemiddeld 10,1 procent hoger dan een jaar eerder. Vorige maand was die stijging 9,6 procent op jaarbasis. De prijzen van onder meer graan zijn hoog door de oorlog in Oekraïne. Ook is bijvoorbeeld het vervoeren en produceren van voedingsmiddelen duurder geworden door de hoge energieprijzen.
Na de stijging van de consumentenprijzen met 11,7 procent in maart nam de inflatie in april, mei en juni juist geleidelijk wat af. Het statistiekbureau meldt de cijfers via de Europees geharmoniseerde methode, die in het leven is geroepen om de inflatiegegevens van verschillende Europese landen goed met elkaar te kunnen vergelijken.
Het CBS publiceert later het maandcijfer over de inflatie volgens zijn eigen rekenmethode. Daarin worden onder andere de kosten voor wonen bijgehouden, zoals de huurprijzen. De Europese methode laat die buiten beschouwing. In juni bedroeg deze inflatie 8,6 procent in vergelijking met een jaar eerder. In mei was dat nog 8,8 procent.