De aandelenbeurs in Tokio is woensdag flink lager gesloten in navolging van de forse verliezen op Wall Street. De vrees voor een verdere verharding van de oorlog in Oekraïne zorgde voor verkoopdruk. De aanhoudende stijging van de olieprijzen wakkerde daarbij de vrees aan voor een verder oplopende inflatie en een negatieve impact op het economisch herstel van de coronacrisis.
De Nikkei in Tokio eindigde 1,7 procent lager op 26.393,03 punten. Het Japanse oliebedrijf Inpex profiteerde van de duurdere olie door de onzekerheid over de Russische olieleveringen en dikte 8 procent aan. Een vat Amerikaanse olie werd 4,5 procent duurder op 108,10 dollar en staat daarmee op het hoogste niveau sinds 2013. Brentolie steeg 4,4 procent in prijs tot 109,64 dollar per vat en kost daarmee het meest sinds 2014.
De vrijgave van 60 miljoen vaten uit de strategische oliereserves door de leden van energieagentschap IEA, waaronder de Verenigde Staten, had weinig effect op de olieprijs. Oliekartel OPEC en bondgenoten als Rusland vergaderen later op de dag over de productie. Er wordt niet verwacht dat die zogeheten OPEC+ de oliekraan nog verder gaat opendraaien om zo de prijzen te drukken.
De andere belangrijke aandelenmarkten in Azië lieten een gemengd beeld zien. De Chinese beurzen verloren terrein. De hoofdindex in Shanghai noteerde tussentijds 0,3 procent in de min en de Hang Seng-index in Hongkong verloor 1,2 procent. De Kospi in Seoul klom 0,6 procent. De All Ordinaries in Sydney won 0,3 procent dankzij koerswinsten onder de Australische oliebedrijven.