De oliebedrijven stonden maandag bij de winnaars op de aandelenbeurzen in Azië en Australië na het onverwachte besluit van oliekartel OPEC+ om de productie met meer dan 1 miljoen vaten per dag te gaan verlagen om de prijzen te stutten. De olieprijzen gingen daardoor fors omhoog.
De prijs van een vat Amerikaanse olie werd maandagochtend ruim 5 procent duurder op 79,77 dollar en Brentolie klom ook meer dan 5 procent, tot 84,10 dollar per vat. Volgens Saudi-Arabië, dat samen met Rusland wordt gezien als de leider van de OPEC+, is de productieverlaging vanaf mei een voorzorgsmaatregel die nodig is om de oliemarkt te stabiliseren.
Kenners hadden de productieverlaging door de OPEC+ niet zien aankomen. Het Witte Huis zei dat het een onverstandig besluit is onder de huidige marktomstandigheden. Door de stijgende olieprijs kan de inflatie weer worden aangejaagd.
Olieproducenten profiteerden van de fors hogere olieprijzen. Zo won het Japanse Inpex Holdings 5,6 procent en Nippon Oil kreeg er 3,4 procent bij in Tokio. Op de beurs in Sydney gingen de olieproducenten Woodside Petroleum en Santos 2,5 procent in waarde vooruit.
Beleggers verwerkten verder ook cijfers over de industriële bedrijvigheid in onder meer Japan en Zuid-Korea. In Japan was in maart opnieuw sprake van krimp in de industrie, maar wel minder sterk dan in februari. In Zuid-Korea kromp de bedrijvigheid juist sterker.
De Nikkei-index in Tokio noteerde 0,6 procent hoger. De Hang Seng-index in Hongkong verloor 0,6 procent, de beurs in Shanghai klom 0,6 procent. De All Ordinaries in Sydney steeg ook met 0,6 procent. De Kospi in Seoul zakte 0,2 procent.