De bedrijvigheid in de Nederlandse industrie is vorige maand behoorlijk afgenomen als gevolg van een zwakke vraag. Volgens cijfers van de Nederlandse Vereniging van Inkoopmanagers (Nevi) daalde het aantal nieuwe orders bij bedrijven voor de achtste maand op rij. "De orderportefeuilles slonken fors, in een mate die het laatst is waargenomen aan het begin van de pandemie, en daarvoor in juni 2012", zegt ABN AMRO-sectoreconoom Albert Jan Swart in een toelichting.
De Nevi meet elke maand hoe het gesteld is met de omstandigheden voor bedrijven. De zogeheten inkoopmanagersindex van de Nevi zakte vorige maand naar 46,4, van 48,7 in februari. Het gaat om het op één na laagste cijfer sinds juni 2020. Een niveau van 50 of meer wijst op groei, daaronder op krimp. De inkoopactiviteiten namen volgens de peiling fors af. Ook de hoeveelheid nog niet voltooid werk zakte flink.
"Er is echter ook goed nieuws", stelt Swart. "Voor het eerst sinds juli 2020 geeft een meerderheid van de ondervraagde inkoopmanagers aan dat de inkoopprijzen zijn gedaald. Toch baart de zwakke vraag zorgen." De zwakke vraag hangt volgens hem samen met de gestegen rente. Daardoor is financiering via bijvoorbeeld leningen duurder geworden voor bedrijven. "Ook drukt de hogere rente de vraag naar industriële producten vanuit de bouwsector." Swart vreest dat als de vraag in de komende maanden niet aantrekt, dit de productie van de Nederlandse industrie onder druk zal zetten.
Voor de gehele eurozone meldde marktonderzoeker S&P Global een stand van 47,3, wat dus ook duidt op krimp van de industriële bedrijvigheid. Dat was bij een eerdere raming nog 47,1. In februari kwam de inkoopmanagersindex voor het eurogebied uit op 48,5. Volgens S&P Global hebben producenten te maken met een zwakkere vraag, mede doordat consumenten de hand op de knip houden vanwege de hoge inflatie.