Met de auto naar een verjaardag, met de trein een dagje erop uit. Met passend vervoer van A naar B kunnen, biedt mensen vrijheid. Maar die mobiliteit is niet voor iedereen in Nederland vanzelfsprekend.
Hoewel voor een grote groep 55-plussers mobiliteit geen enkel probleem lijkt te zijn, de overgrote meerderheid is in het bezit van een auto, lijkt er een verborgen kantelpunt waarneembaar bij de ouderen vanaf 75 jaar. Voor deze groep ouderen wordt verplaatsen moeilijker of minder vanzelfsprekend. Een op de tien kan zich zelf (héél) moeilijk verplaatsen, blijkt uit nieuw onderzoek van het Nationaal Ouderenfonds verricht door I&O Research.
Toenemende afhankelijkheid
Ongeveer een op de drie 75-plussers heeft de laatste vijf jaar te maken gehad met een afname in mobiliteit. Dat dit grote gevolgen kan hebben, daar zijn bijna alle senioren het over eens. Negen op de tien 55-plussers in Nederland vindt het (heel) belangrijk om zich vrij te kunnen bewegen om gevoelens van eenzaamheid te voorkomen. Zij houden hierdoor regie over hun eigen leven, blijven meedoen aan de maatschappij en kunnen hun sociale contacten onderhouden.
Iemand die niet meer zelfstandig kan reizen verliest vrijheid en regie over het leven en wordt geconfronteerd met een toenemende afhankelijkheid. Circa 151.000 75-plussers kunnen zich (heel) moeilijk verplaatsen in Nederland. Naar verwachting zal dit aantal de komende jaren alleen maar stijgen door de sterk toenemende vergrijzing. Het Ouderenfonds wil drempels in mobiliteit wegnemen, zodat senioren ook daadwerkelijk op pad gaan. Zo wordt voorkomen dat zij steeds meer geïsoleerd raken en gevoelens van eenzaamheid toenemen.
Vandaag op vrijdag 7 oktober,
Nationale Ouderendag, publiceert het Ouderenfonds daarom nieuw onderzoek naar de stand van zaken rondom mobiliteit en eenzaamheid onder ouderen en signalen van potentiele mobiliteitsarmoede onder 75-plussers.