Column voetbalvader Marc Oosterhout: Verlossende woorden

Marc Oosterhout
Marc Oosterhout
Foto: Duco de Vries

Zondagochtend. Half negen. Het is grijs buiten. Ik ga samen met mijn dochter, Rosa, op weg naar Maassluis. U leest het goed, Maassluis. Natuurlijk had ik net als u nog graag een beetje willen nadoezelen in mijn bed. Maar wij zitten in de auto.

Niet voor niets. Rosa is uitgenodigd voor een selectietraining bij het schaduwteam van Jong ADO Den Haag. Niet Jong ADO Den Haag. Nee, het schaduwteam. Vroeger zou ik gedacht hebben dat dit de moeite van de autorit niet waard was. Maar als je een tijdje meeloopt in het voetbal, dan weet je hoe belangrijk het is om je op tijd te melden in Maassluis. Een voetbalcarrière ontwikkelt zich stap voor stap. Dat is voor meisjes niet anders dan voor jongens. En dat is precies wat mijn dochter wil, een voetbalcarrière. Ze wil in het Nederlands Elftal. Uitgenodigd worden voor het schaduwteam van ADO Den Haag is dan een belangrijke stap. U begrijpt het, met frisse tegenzin, maar toch ook weer niet, maken wij de rit naar Maassluis. Het is tenslotte maar 100 kilometer rijden. En wat is nou 100 kilometer?

‘Ben je zenuwachtig?’, vraag ik aan Rosa. ‘Nee, hoezo, gewoon voetballen, zoals altijd’, meldt mijn dochter koelbloedig. Maar aan haar stem hoor ik dat ze verre van koelbloedig is. Ik zeg niets. Ik laat het zo. Soms kun je als ouder beter je mond te houden. Het gesprek in de auto stokt. Mijn dochter is iemand van weinig woorden. ‘Muziek. Wat zullen we opzetten?’ Rosa haalt haar schouders op. ‘Dan wordt het Summer of ’69 van Bryan Adams’, zeg ik. Heerlijk ‘autonummer’. Ze knikt. Stiekem vindt mijn dochter van 17 dat ook. Althans dat denk ik. Net als de Dire Straits aanvangen met Sultans of Swing – ook zo’n autonummer – zegt de routeplanner dat we er zijn. ‘We luisteren deze even af’, zegt mijn dochter. Ze stelt de spanning nog een paar minuten uit.

De eerste helft begint ze op de bank. Ik had niet anders verwacht. ‘Als ze er maar wel zo in komt’, mompel ik in mezelf. Natuurlijk, ze zullen haar toch niet uitnodigen om haar vervolgens niet te laten spelen. Af en toe staat ze op om een korte warming-up te doen. Maar dan gaat ze weer zitten. Ik word almaar zenuwachtiger. Ik probeer ontspannen naar de wedstrijd te kijken. Dat lukt niet.

De tweede helft. Ze heeft haar trainingspak inmiddels uitgedaan. Daar schittert ze in haar groen-gele tenue. Afschuwelijk die combinatie van groen en geel, maar vandaag staat het heel goed. Kom op. Doe je best. Laat zien wat je kunt.

Mijn dochter moet wennen. Enigszins verloren loopt ze in het veld. Dat wordt niets, denk ik. Bij haar eigen club heerst ze als een ware veldheer over het middenveld. Maar hier dwarrelt ze wat verloren rond, als een timide scholier die voor het eerst naar de grote school gaat.

Na een kwartier heeft ze eindelijk de smaak te pakken. En ja daar is dat befaamde steekpassje van haar. Heerlijk. Er komt er nog een. En nog een. ‘Mooie bal, Rosa’, schreeuwt de trainer haar vanaf de zijlijn toe. Er gaat een zucht van verlichting door me heen.

Na de wedstrijd wacht ik op haar. Zenuwachtig loop ik wat op en neer langs het veld. Daar is ze. Haar gezicht staat op onweer. ‘Er ging wel veel mis’, zegt ze als eerste. ‘Wat dan?’, vraag ik. ‘Veel passes kwamen niet aan.’ ‘Dat is bij Messi ook’, zeg ik om haar op te vrolijken. Het helpt niet. ‘Mag je volgende week weer komen?’ ‘Weet ik niet.’ Ze moeten haar talent toch ook gezien hebben?

‘Zullen we gaan?’ ‘Ik heb mijn telefoon nog niet’, zegt ze. ‘Wie heeft je telefoon?’ ‘De trainer.’ ‘Dan gaan we daar nu naartoe.’ De goedlachse trainer staat als een ware akela de smartphones uit te delen. Hij kijkt mijn dochter aan. ‘Vond je het leuk, Rosa?’ ‘Ja’, zegt ze nauwelijks verstaanbaar. Rosa is een meisje van weinig woorden. Ik zei het al. ‘Ik vond het ook leuk. Kom je over twee weken weer?’ Rosa lacht voorzichtig. Zijn zinnen klinken als verlossende woorden.

Waar maakte ik me eigenlijk zorgen over? Ik weet toch dat ze goed kan voetballen? Natuurlijk wist ik dat. Maar wie ben ik. Ik ben geen voetballer. En ik ben haar vader. Natuurlijk vind ik haar goed. Mijn mening doet er helemaal niet toe.

We stappen in de auto. Ik start de motor. De laatste noten van Sultans of Swing schallen iets te hard uit de speakers. De zon breekt door. ‘Zijn we in ieder geval niet voor niets naar Maassluis gereden’, zeg ik. Mijn dochter glimlacht. Ik smelt.

Lees ook: