Fabio Jakobsen was woensdag in de eerste Pyreneeënrit van deze Tour de France de eerste renner die moest lossen toen de weg langzaam omhoog liep. "Het was kantje boord of ik er door zou komen", vertelde de sprinter van Soudal Quick-Step, die gehavend aan de start stond door een valpartij in de vierde rit. "Maar dat is gelukt en dat is goed."
Met hulp van zijn Deense ploeggenoot Michael Mørkøv baande hij zich een weg tussen de ploegleiderswagens. "Alles voelde stijf en ik moest de groep laten gaan op het eerste klimmetje. Niets wilde lekker draaien, maar ik gaf alles en kon terugkeren in de groep toen het even stilviel."
Jakobsen klampte daarna aan tot de voet van de eerste zware beklimming, de Col de Soudet. "Daarna lukte het om een goede groep te vormen, met Mark Cavendish, Gianni Moscon, Cees Bol en enkele mannen van onze ploeg. We zijn in een redelijk tempo doorgereden."
Hij was niet meer bang geweest om te moeten opgeven. "Het was ook niet penibel qua tijd, wel waren er vooraf bij mij zorgen over mijn lichaam. Je weet niet hoe je reageert op zo'n klap bij die val. Het kost veel energie die je liever stopt in het fietsen dan in wonden herstellen. Er ligt wel zo'n 40 a 50 vierkante centimeter van mijn lichaam open. Vrij diep ook nog, dat kost energie."
Donderdag volgt nog een rit met drie zware cols. "Ik ga er niet vanuit dat het dan beter gaat, maar ik hoop er wel op."