Sharon van Rouwendaal en Ferry Weertman hebben maandagochtend in alle vroegte de baai verkend waarin ze deze week hun olympische titels op de 10 kilometer door het open water hopen te prolongeren. Het leverde de zwemmers belangrijke, nieuwe inzichten op. "Het laatste stuk naar de finish zwemmen ze richting de plek waar de zon opkomt", zegt coach Thijs Hagelstein. "Ze kijken dus tegen de zon in. Dat is voor de navigatie belangrijk om te weten."
Van Rouwendaal duikt woensdag om 06.30 uur Japanse tijd - in Nederland is het dan 7 uur vroeger - het water van het Odaiba Marine Park in. Weertman begint een dag later op hetzelfde tijdstip aan de 10 kilometer. Omdat de baai niet zo groot is, moeten de deelnemers zeven rondes van 1435 meter afleggen. Normaal gesproken zwemmen ze vaak vier rondes van 2,5 kilometer.
"Het is een heel ander parcours dan bij het testevent in 2019", zegt Hagelstein. "Daarom is het fijn dat we nu het parcours konden verkennen; je wil er een keer gezwommen hebben voordat je gaat racen. Zo kan je zien waar de uitdagingen liggen, waar je scherp moet zijn, waar de kansen liggen en waar je wat slimmer moet zijn dan de anderen."
De openwaterwedstrijden beginnen al zo vroeg vanwege de hoge temperaturen in Tokio. De watertemperatuur ligt rond de 30 graden Celsius. "Het is heel goed te begrijpen dat de start al zo vroeg is, dit is het minst warme moment van de dag. Die opkomende zon is op zich niet erg, zo'n omgevingscomponent maakt het nog een beetje openwaterzwemmen", aldus de Nederlandse coach. "Het water is namelijk hartstikke vlak, er is weinig tot geen stroming. Openwaterzwemmen was oorspronkelijk bedoeld om te vechten met de omstandigheden. Als je bij wijze van spreken in het IJsselmeer gaat zwemmen, heb je golven, sterke stroming en wind. Zo'n omgevingscomponent als de opkomende zon maakt het hier leuk."