"Zullen we een duet zingen?", vraag ik aan mijn dochter Sophia. "Ja, weet je een leuk nummer?" "Ken je ‘Don’t go breaking my heart’ van Elton John en Kiki Dee?" "Van Elton John en kiki hoe? Ik heb nooit van ze gehoord, maar dat nummer ken ik wel. Leuk", zegt ze. 'Ik ben Elton, jij Kiki." Sophia knikt.
Voor de verandering zit ik niet met mijn voetbaldochter Rosa in de auto, maar met mijn andere dochter, Sophia. De jongere zus van Rosa. En hoewel Sophia ook voetbalde, is haar voetbalcarrière een paar jaar geleden reeds gestokt. Niet dat ze niet goed was. Ze was fel, sterk en vooral stabiel. Ze blokte als centrale verdediger menig schot van de tegenstander. Ze was een echte stofzuiger achterin. Aanvankelijk leek het erop dat ze Rosa achterna wilde gaan in het voetbal. Maar dat liep anders. Sophia voelde meer liefde voor zang en dans. Voor het theater.
"Ik zit eigenlijk nooit met jou in de auto", zeg ik. "Best jammer." "Ja, best jammer. Maar ja, ik hoef niet elke zaterdagochtend in alle vroegte naar die afgelegen voetbalvelden. En dat vind ik helemáál niet erg", lacht ze. Eerlijk gezegd, ik ook niet, bedenk ik me. Eén voetballende dochter is al druk genoeg. "Maar als je me vaker wilt spreken, kunnen we natuurlijk best af en toe samen een rondje rijden", glimlacht ze spottend. Ik lach als een boer die kiespijn heeft.
Dat klinkt inderdaad belachelijk, alsof je samen in de auto moet zitten om een goed gesprek te voeren met je kind. Maar toch is het zo. Vaak komen in de auto op weg naar en van het voetbalveld leuke gesprekken op gang. De auto is een onverwacht mooie rustplek voor een goed gesprek. Een soort Zomergasten in de auto; heerlijk.
Ik vraag me ineens af hoe het moet zijn als je de zus bent van een voetballer die besloten heeft een gooi te doen naar het topvoetbal. Dat moet lang niet altijd leuk zijn. Alles in huis draait om voetbal. Ben je net in gesprek over laten we zeggen school, wordt het gesprek weer onderbroken voor het voetbal: "Heb je de sportwas al gedaan?" of "We moeten over vijf minuten echt gaan". Alles staat in het teken van voetbal. Andere kinderen in het gezin zijn zonder dat ze er erom gevraagd hebben onderdeel van de voetbalgekte van hun zus.
Aan tafel worden wedstrijden geëvalueerd, frustraties gedeeld, teamperikelen besproken, doelpunten naverteld, veldposities bediscussieerd, de nieuwe voetbalschoenen besproken, de juiste scheenbeschermers... Wat eigenlijk niet? Elk gesprek gaat over voetbal.
Misschien gaat het zelfs zover dat de andere kinderen niet de aandacht krijgen die ze verdienen. Simpelweg omdat ze niet voetballen. Dat voelt wat ongemakkelijk. Zonder dat je het in de gaten hebt, meet je met twee maten. Waarom doe je dit voor de ene dochter wel en voor de andere niet. Natuurlijk is het antwoord simpel: Sophia heeft niet de ambitie van Rosa. Althans niet wat betreft voetbal. Net zo min als mijn zonen Thomas en Samuel. Maar zo maak je ongemerkt wel onderscheid tussen je kinderen, peins ik verder. Maar wat doe je er aan? Misschien af en toe met een rondje rijden voor een goed gesprek.
"Don’t go breaking my heart", zing ik uit volle borst. "I couldn't if I tried", antwoordt Sophia vol overtuiging. Heerlijk. Wat kan ze toch lekker zingen. "Zullen we samen een album maken met leuke duetten", stel ik Sophia in mijn enthousiasme voor. Ze schiet in de lach. "Jij en ik? Maar je kunt toch helemaal niet zingen", schampert ze. Ze heeft gelijk. Ik kan helemaal niet zingen. "Misschien kun je nog beter voetballen dan zingen", zegt ze er achteloos achteraan. "Nou, ik denk dat Rosa daar anders over denkt." Het is duidelijk. Ik kan niet zingen en ik kan niet voetballen. Tsja, van je dochters moet je het hebben. Gelukkig kan ik wel heel goed autorijden.
Lees ook: